Het Neuroloket: de zin en onzin van hersenscans bij verdachten in het Pieter Baan Centrum
Phineas Gage was een Amerikaanse spoorwegarbeider die in 1848 bij de aanleg van een spoorweg een arbeidsongeval kreeg. Een ijzeren staaf doorboorde de voorkant van zijn hersenen. Na het ongeval was de persoonlijkheid van Gage opmerkelijk veranderd. Waar hij voordien een rustig en sociaal aangepast persoon was geweest, vertoonde hij nu onaangepast, antisociaal gedrag.
Jaarlijks wordt er bij zo'n 40 verdachten in het Pieter Baan Centrum een hersenscan (meestal een MRI) uitgevoerd. Bovenstaand voorbeeld wordt vaak aangehaald om de meerwaarde van dergelijke hersenscans voor het verklaren van delinquent gedrag te illustreren.
Toch blijkt dit in de praktijk minder duidelijk dan gedacht. Niet alle patiënten met soortgelijke hersenschade als Phineas Gage laten antisociaal en delinquent gedrag zien.
Daarnaast bleek het antisociaal gedrag van Phineas Gage waarschijnlijk tijdelijk van aard.
Verklarend voor delictgedrag?
De hersenen hebben een enorm herstellend vermogen. Onderzoek laat zien dat communicatiebanen die beschadigd zijn geraakt op den duur kunnen worden omgelegd via andere hersendelen waarmee de oorspronkelijke functie weer deels kan terugkeren. Schade in de hersenen wil dus niet betekenen dat dit altijd tot antisociaal gedrag leidt, laat staan dat dit blijvend is.
Gevallen zoals die van Phineas Gage worden in het Pieter Baan Centrum dan ook nagenoeg nooit vastgesteld. Toch hebben hersenscans wel degelijk hun waarde in het onderzoeksproces naar de vraag of er sprake is van een stoornis van de geestesvermogens en of er een relatie bestaat met het delict waarvan de persoon wordt verdacht.
Hersenscan onderdeel van totaal plaatje
Hersenscans kunnen iets zeggen over mogelijk opgelopen hersenschade ten gevolge van drugsgebruik of een ongeluk. Dit kan reden zijn voor specifieker klinisch onderzoek om te kijken of er ook gedragsveranderingen bestaan, zoals bijvoorbeeld verlies van controle over gedrag. Zoals vermeld is hersenschade an sich niet meteen verklarend voor veranderend gedrag. Van belang is het gehele klinische plaatje te blijven zien, dus de resultaten van hersenscans af te zetten tegen de uitslagen van neurologisch, neuropsychologisch én anderzins gedragskundig onderzoek, waarbij collaterale informatie over vroegere gedragingen en probleemoplossend vermogen van de onderzochte eveneens wordt gewogen.
Daarnaast kunnen hersenscans bijvoorbeeld worden gebruikt voor het opsporen van hersenvervalziekten, zoals Alzheimer-dementie, multiple sclerose of Parkinson. Dit kan behulpzaam zijn om te begrijpen waarom een verdachte bepaald gedrag laat zien of waarom hij/zij zegt zich bepaalde gebeurtenissen niet meer te kunnen herinneren.
Een bekende strafzaak, waar zo'n hersenscan van groot belang was, is de afpersingszaak van de familie De Mol . Daar werd bij de 70-jarige dader een MRI-scan van de hersenen gemaakt voor de beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid. Wat bleek? In de scan was duidelijk te zien dat de afperser aan een zeldzame vorm van dementie leidde, die zijn empathisch vermogen ernstig aantastte en tot dwangmatig gedrag leidde. Hij hoefde daardoor niet de gevangenis in, maar kreeg een verplichte behandeling en begeleiding opgelegd. Ook in deze gevallen geldt natuurlijk dat voornoemde klinische vertaalslag van groot belang is.
Hoewel hersenscans dus vrijwel nooit meteen en op zichzelf bijdragen aan een verklaring voor het delinquente gedrag, kunnen zij in een aantal gevallen bijdragen aan een beter begrip van het gedrag van de verdachte.
Behoefte aan betere beschikbaarheid expertise neuroloog en neuropsycholoog
Hoewel hersenscans dus vrijwel nooit meteen en op zichzelf bijdragen aan een verklaring voor het delinquente gedrag, kunnen zij in een aantal gevallen bijdragen aan een beter begrip van het gedrag van de verdachte. Gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum maken geregeld gebruik van een hersenscan, maar altijd in combinatie met neurologisch en neuropsychologisch onderzoek.
Echter, er worden per jaar maar 220 onderzoeken pro Justitia uitgevoerd via klinische opname in het Pieter Baan Centrum. Daarnaast worden er jaarlijks zo'n 3.000 onderzoeken naar verdachten van een strafbaar feit in een zogenaamde ambulante setting uitgevoerd. In deze setting wordt de verdachte door gedragsdeskundigen in de gevangenis bezocht of komt hij/zij naar één van de locaties van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.
Waarom nu meer aandacht voor neurobiologie in ambulante setting?
De wetenschappelijke kennis over de relatie tussen hersen functioneren en delict gedrag is de afgelopen decennia enorm toegenomen. Zo wordt bijvoorbeeld steeds meer bekend over de gevolgen van langdurig drugs gebruik op schade aan de hersenen. Daarnaast is er ook steeds meer bekend over de rol die niet aangeboren hersenletsel speelt in gedrag. We weten dat mensen die delicten plegen vaker risicovol gedrag laten zien en dus veel vaker dan andere mensen niet aangeboren hersenletsel hebben. In die gevallen is het van belang dat in het onderzoek, als daar reden toe is, een beroep gedaan kan worden op expertise van een neuroloog en neuropsycholoog. Dit is niet alleen van belang in de complexe zaken die in het Pieter Baan Centrum worden onderzocht, maar ook voor de zaken die in ambulante setting worden gedaan.
Het Neuroloket
In tegenstelling tot de gedragsdeskundigen in het Pieter Baan Centrum kunnen gedragsdeskundigen in ambulante setting minder makkelijk een MRI-scan inclusief neurologisch en neuropsychologisch onderzoek laten uitvoeren. Recent is daarom het Neuroloket ingericht. Dit stelt gedragsdeskundigen in staat een neuroloog en/of neuropsycholoog te vragen om advies in onderzoeken. Als daar reden toe is kan er ook een verdiepend neuropsychologisch onderzoek worden gedaan en een hersenscan worden uitgevoerd. Op deze manier wordt de gereedschapskist van gedragsdeskundigen uitgebreid en kunnen zij de rechter beter adviseren.